Moodswings
Er klinkt luid ‘geschreeuw’ uit de kastanjeboom van de buren. De takken en bladeren bewegen hevig heen en weer.
Een koppeltje Turkse tortels, de rechtmatige bewoners van de boom, maakt dat zij wegkomt. Van een afstandje kijken ze bezorgd toe.
Een stoere tortel die het waagt de commotie van dichtbij te bekijken, kiest uiteindelijk toch het hazenpad. Het is weer zover. ‘Èkèkèkèkèk!’ Eksters op oorlogspad.
De eerste exemplaren ontworstelen zich aan het bladerdek en zeilen met een noodgang langs onze veranda.
Ze worden achtervolgt door een aantal zwarte kauwen. Onder oorverdovend gekrijs buitelen de ruziemakers in het rond.
Onze tuinen zijn al wekenlang het strijdtoneel van een groep jonge eksters. Ze misdragen zich en terroriseren elkaar en de andere tuinbewoners.
Pesten, klieren en uitdagen, ze krijgen er geen genoeg van. De buurtkatten zijn het slachtoffer van intimiderende schijnaanvallen en rennen zich regelmatig rot om het vege lijf te redden.
Op andere momenten zitten de eksterpubers poeslief te chillen in de dak-plataan. De mannetjes flirten met de dames, maken mooie waaiers van hun staartveren en knikken koket met de kop.
Provoceren vervolgens de concurrentie en doen zich tussendoor luidruchtig tegoed aan de rozenbottels in de klimroos. Puberale moodswings alom.
Ik ergerde mij overigens al een poosje aan het zwerfafval rond de openbare vuilnisbakken langs de Oude Maas en zocht de schuld bij de hangjeugd.
Tot mijn verbazing zag ik laatst een delegatie van ‘onze’ pubergroep gezamenlijk zakken van de plaatselijke Kwalitaria uit een vuilnisbak trekken.
De zakken werden vakkundig opengeritst en restanten van ‘patatje mét’ verdwenen in hun gulzige snavels.
Ik heb me ooit laten vertellen dat eksters in de Romeinse tijd gewaardeerde huisdieren waren. Ze hielden de omgeving van de huizen vrij van insecten en kleine knaagdieren.
Bovendien waren ze gespecialiseerd in de verwerking van klein huishoudelijke afval. Een soort voorlopers van de RAD zullen we maar zeggen.
xEchter deze nakomelingen in hun zwart- witte rokkostuum maken er een zooitje van.
Inmiddels heb ik geleerd dat er rangen en standen zijn in de ekstergemeenschap. Leiders met grote bekken, klakkeloos imiterende meelopers, lulletjes die zich laten kleineren, gladde Don Juans die de vrouwen achternalopen, de einzelgänger die het liever zelf uitzoekt en konkelende samenzweerders die beseffen dat eendracht macht maakt. En dus ook een ‘patatgeneratie’, gek op fastfood.
De ruzie in de boom eindigde trouwens net zo snel als hij begon. Eksters? Waar doen ze me toch aan denken? Mensen?!
Een koppeltje Turkse tortels, de rechtmatige bewoners van de boom, maakt dat zij wegkomt. Van een afstandje kijken ze bezorgd toe.
Een stoere tortel die het waagt de commotie van dichtbij te bekijken, kiest uiteindelijk toch het hazenpad. Het is weer zover. ‘Èkèkèkèkèk!’ Eksters op oorlogspad.
De eerste exemplaren ontworstelen zich aan het bladerdek en zeilen met een noodgang langs onze veranda.
Ze worden achtervolgt door een aantal zwarte kauwen. Onder oorverdovend gekrijs buitelen de ruziemakers in het rond.
Onze tuinen zijn al wekenlang het strijdtoneel van een groep jonge eksters. Ze misdragen zich en terroriseren elkaar en de andere tuinbewoners.
Pesten, klieren en uitdagen, ze krijgen er geen genoeg van. De buurtkatten zijn het slachtoffer van intimiderende schijnaanvallen en rennen zich regelmatig rot om het vege lijf te redden.
Op andere momenten zitten de eksterpubers poeslief te chillen in de dak-plataan. De mannetjes flirten met de dames, maken mooie waaiers van hun staartveren en knikken koket met de kop.
Provoceren vervolgens de concurrentie en doen zich tussendoor luidruchtig tegoed aan de rozenbottels in de klimroos. Puberale moodswings alom.
Ik ergerde mij overigens al een poosje aan het zwerfafval rond de openbare vuilnisbakken langs de Oude Maas en zocht de schuld bij de hangjeugd.
Tot mijn verbazing zag ik laatst een delegatie van ‘onze’ pubergroep gezamenlijk zakken van de plaatselijke Kwalitaria uit een vuilnisbak trekken.
De zakken werden vakkundig opengeritst en restanten van ‘patatje mét’ verdwenen in hun gulzige snavels.
Ik heb me ooit laten vertellen dat eksters in de Romeinse tijd gewaardeerde huisdieren waren. Ze hielden de omgeving van de huizen vrij van insecten en kleine knaagdieren.
Bovendien waren ze gespecialiseerd in de verwerking van klein huishoudelijke afval. Een soort voorlopers van de RAD zullen we maar zeggen.
xEchter deze nakomelingen in hun zwart- witte rokkostuum maken er een zooitje van.
Inmiddels heb ik geleerd dat er rangen en standen zijn in de ekstergemeenschap. Leiders met grote bekken, klakkeloos imiterende meelopers, lulletjes die zich laten kleineren, gladde Don Juans die de vrouwen achternalopen, de einzelgänger die het liever zelf uitzoekt en konkelende samenzweerders die beseffen dat eendracht macht maakt. En dus ook een ‘patatgeneratie’, gek op fastfood.
De ruzie in de boom eindigde trouwens net zo snel als hij begon. Eksters? Waar doen ze me toch aan denken? Mensen?!