100.000 Volts
Mijn dromen komen meestal voort uit wat ik de dagen ervoor gehoord, gezien, gelezen of gedaan heb. Gisteren begon ik aan het boek van Rob Kemps: ‘Hemel op aarde’. Een boek vol verhalen over personen die liggen begraven op Père Lachaise, de begraafplaats in Parijs.
Weet u nog: mijn morbide fascinatie? … Waarschijnlijk waren dit boek, de naam ‘Nathalie’ op een oud geboortekaartje en een concertregistratie van Queen de triggers voor mijn droom. Sfeer, naam, muziek. En dromen maar.
Vannacht droomde ik namelijk over Gilbert Bécaud (1927-2001). Bécaud, één van Frankrijks bekendste chansonniers. Ooit bezocht ik een concert van hem in de poptempel van Parijs. Het Olympia.
Ik was zestien en op schoolreis in de stad van de liefde. Op het programma stond een concertbezoek van een Franstalige artiest. De naam werd nog even geheim gehouden. Achteraf was het de bedoeling dat wij naar tieneridool Julien Clerc zouden gaan.
Het liep even anders. De concerten van Clerc waren gecanceld en vervangen voor een optreden van een, inonze ogen, stokoude (slechts 48-jarige!) man. Gilbert Bécaud.De meesten onder ons hadden nog nooit van Bécaud, of laat staan een chanson van hem, gehoord.
Met puberale desinteresse namen we plaats op de pluche stoelen. Vanaf het moment dat hij verscheen, begon een spektakel waarvoor hij vrijwel in zijn eentje verantwoordelijk was.
Een orkest heb ik bij mijn weten niet bewust gezien, terwijl het waarschijnlijk wel aanwezig was. Deze kleine man in zijn onberispelijke donkerblauwe kostuum, met zijn handelsmerk de blauw met wit gespikkelde stropdas, wist van wanten.
Hij beukte, ramde en sprong letterlijk op zijn piano, rende als een bezetene over het podium, zweepte iedereen op, had een stem als een klok; de energie spatte er vanaf. Het publiek ging door de knetterende atmosfeer finaal uit haar dak.
Bécauds bijnaam bleek niet voor niets ‘monsieur 100.000 Volts’ te zijn. Ach, wisten wij veel als jeugdigecultuurbarbaren.
Ondanks het gemor en tegenzin, werd het een avond om nooit te vergeten. Bécaud sloot af met drie toegiften waaronder de chanson ‘Nathalie’. Het regende rode rozen.
Enkele maanden later werd mijn nichtje ‘Nathalie’ geboren, ik sloot de, voor die tijd, ongewone naam direct in mijn hart. En wat schetst mijn verbazing? Vanochtend opende ik mijn boek, sloeg de laatst gelezen bladzijde om en belandde bij een verhaal over… ‘Monsieur 100.000 Volts’. Wie zegt dat toeval niet bestaat?
Weet u nog: mijn morbide fascinatie? … Waarschijnlijk waren dit boek, de naam ‘Nathalie’ op een oud geboortekaartje en een concertregistratie van Queen de triggers voor mijn droom. Sfeer, naam, muziek. En dromen maar.
Vannacht droomde ik namelijk over Gilbert Bécaud (1927-2001). Bécaud, één van Frankrijks bekendste chansonniers. Ooit bezocht ik een concert van hem in de poptempel van Parijs. Het Olympia.
Ik was zestien en op schoolreis in de stad van de liefde. Op het programma stond een concertbezoek van een Franstalige artiest. De naam werd nog even geheim gehouden. Achteraf was het de bedoeling dat wij naar tieneridool Julien Clerc zouden gaan.
Het liep even anders. De concerten van Clerc waren gecanceld en vervangen voor een optreden van een, inonze ogen, stokoude (slechts 48-jarige!) man. Gilbert Bécaud.De meesten onder ons hadden nog nooit van Bécaud, of laat staan een chanson van hem, gehoord.
Met puberale desinteresse namen we plaats op de pluche stoelen. Vanaf het moment dat hij verscheen, begon een spektakel waarvoor hij vrijwel in zijn eentje verantwoordelijk was.
Een orkest heb ik bij mijn weten niet bewust gezien, terwijl het waarschijnlijk wel aanwezig was. Deze kleine man in zijn onberispelijke donkerblauwe kostuum, met zijn handelsmerk de blauw met wit gespikkelde stropdas, wist van wanten.
Hij beukte, ramde en sprong letterlijk op zijn piano, rende als een bezetene over het podium, zweepte iedereen op, had een stem als een klok; de energie spatte er vanaf. Het publiek ging door de knetterende atmosfeer finaal uit haar dak.
Bécauds bijnaam bleek niet voor niets ‘monsieur 100.000 Volts’ te zijn. Ach, wisten wij veel als jeugdigecultuurbarbaren.
Ondanks het gemor en tegenzin, werd het een avond om nooit te vergeten. Bécaud sloot af met drie toegiften waaronder de chanson ‘Nathalie’. Het regende rode rozen.
Enkele maanden later werd mijn nichtje ‘Nathalie’ geboren, ik sloot de, voor die tijd, ongewone naam direct in mijn hart. En wat schetst mijn verbazing? Vanochtend opende ik mijn boek, sloeg de laatst gelezen bladzijde om en belandde bij een verhaal over… ‘Monsieur 100.000 Volts’. Wie zegt dat toeval niet bestaat?